Moyenne tot 1

Dit is een pagina voor de beginnende biljarter met een moyenne rond de 1.00.

De evenwichtige biljarter

De biljarter met een moyenne rond de 1.00 kan zijn/haar spel ( indien hij/zij dit wil ) wel degelijk verbeteren. Natuurlijk kost dat enige training.

In tegenstelling tot het meestal gebruikelijke spel dat er vooral op is gericht de carambole over meerdere banden te maken waarbij doorgaans een harde stoot wordt uitgevoerd en men niet weet waar de ballen na de stoot terecht komen gaan we iets anders proberen.

Allereerst gaan we de ballen benoemen, de stootbal noemen we bal 1, de bal waarop gericht wordt bal 2 en uiteraard de laatst bal, bal 3.

Voor de stoot gaan we onderzoeken of we misschien van bal naar bal kunnen spelen en zo zacht kunnen spelen dat we na de carambole onze stootbal in de buurt van bal 3 kunnen laten eindigen. Hiervoor is het van belang dat we kunnen trekken ( laag in de bal waardoor deze terug gaat lopen) en te kunnen doorstoten waarbij bal 1 hoog wordt afgestoten om de bal na de botsing te laten doorlopen.

Bij trekken ligt het mikpunt op de bal onder het hart, tot circa 1 cm boven het laken.

Bij doorstoten ligt het mikpunt boven het hart tot circa 1cm onder de de bovenkant van de bal.

Om de stootbal bij het trekken op de juiste wijze teruglopen te laten lopen, richten we op een mikpunt dat tussen de hartlijn van bal 1 naar bal 3 en tussen de hartlijn van bal 2 en bal 3 ligt.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is biljart-019-8-1.jpg

Om de stootbal bij het doorstoten op de juiste wijze te laten doorlopen , richten we op het mikpunt aan de achterzijde van bal 2, daar waar de hartlijn tussen bal 3 en bal 2 ligt.

Er zijn verschillende afstoot technieken. Om de snelheid van de afstoot zo goed mogelijk te bepalen maken we drie voorbewegingen en daarbij letten we erop dat de afstoot ( derde voorbeweging ) met dezelfde snelheid wordt uitgevoerd als de beide voorbewegingen. Dus niet de afstoot harder uitvoeren dan dat de voorbeweging werd uitgevoerd. Bij klein spel echter mag men ook zonder voorbeweging afstoten, of met de stop/stoot afstoten. Let er bij klein spel op dat de voorhand dicht bij de bal wordt gehouden en de achterhand op het balanspunt van de keu.

Trekstoot waarbij bal 2 zich in de hoek zal verzamelen. Denk om het mikpunt.

Doorstoot waarbij bal 1 op meerdere plaatsen gelegd kan worden. Het mikpunt blijft echter steeds gelijk.

Deze beide oefeningen langdurig trainen. Zonder deze techniek is het niet mogelijk uw moyenne te verbeteren. Pas wanneer u beide oefeningen op dikte en tempo uit kunt voeren gaan we naar de volgende oefening.

Uiteraard kan de carambole gemakkelijker van rood worden gemaakt. Dit zal echter tot gevolg hebben dat de ballen uiteenlopen.

Laag in bal 1 op het mikpunt van bal 2, probeer bij bal 3 te blijven.

Afstoot iets onder het hart, vrij dik op bal 2 spelen. Probeer weer bal 1 in de buurt van bal 3 te laten eindigen.

Als u met bovenstaande tips rekening houdt en de bijbehorende stootbeelden regelmatig gaat trainen, zal uw moyenne ongetwijfeld stijgen. Veel succes!!